Ole Lukkøye – Petroglyphs
Mijn oudoom zaliger was een gerenommeerd expert op het gebied van Zuid-Amerikaanse en Antilliaanse petrogliefen, prehistorische in steen gekerfde afbeeldingen met, zo wordt verondersteld, doorgaans religieuze functies. Hoewel minder bekend bij het grote publiek dan grotschilderingen (zoals die van Lascaux) zijn petrogliefen niettemin fascinerende cultuuruitingen uit voorschriftelijke tijden. De Russische band (met Noorse naam) Ole Lukkøye echter lijkt goed bekend te zijn met het fenomeen: op sommige van hun eerdere albums staan weergaven van Polynesische petrogliefen, en hun meest recente album heet zelfs “Petroglyphs” en is versierd met afbeeldingen van een aantal vermaarde petrogliefen uit onder andere de Amerikaanse staat Utah.
Ole Lukkøye zelf lijkt op verschillende manieren ook op dergelijke rotskunst: niet alleen is de band relatief onbekend ondanks de kwaliteit van het materiaal, maar ook heeft het geluid veel tribal-achtige elementen (waarbij opgemerkt moet worden dat dit meer een Westers beeld dan een daadwerkelijke sound betreft). De muziek wil op een bepaalde manier 'prehistorisch' klinken, met veel percussie en drones, zoals bijvoorbeeld Dead Can Dance ook zichzelf voordoet als een band uit een denkbeeldig vroeger tijdperk in de muziekgeschiedenis. Naast de psalmodische zang, pulserende ritmes en de vele langdurig herhaalde thema's bewerkstelligt de band deze illusie door een eclectisch palet aan niet-westerse geluiden aan te wenden. Zo worden er Oosterse blaasinstrumenten en Afrikaanse trommels gebruikt en zijn veel melodieën schatplichtig aan Indiase en Midden-Oosterse muziek – en inderdaad, ik vermijd hier angstvallig de ridicule term “wereldmuziek”. Gecombineerd met elementen uit jazz en progressieve rock en moderne (elektrische) instrumenten zorgen deze niet-westerse invloeden voor een bijzonder interessant en rijk geluid.
Alle nummers zijn in gelijke mate representatief voor het album, maar een van mijn favoriete composities is toch wel het relatief korte Children, met name vanwege het fraaie gebruik van verschillende blaasinstrumenten, inclusief fagot, trompet en een Indiase slangenfluit, en de meerlagige percussie, maar ook vanwege de mooie melancholische zang en de swingend-droevige elektrische gitaar. Het nummer begint relatief eenvoudig, maar bouwt steeds meer lagen met terugkerende melodieën op, waarbij een spanningsboog ontstaat die zo uit de postrock zou kunnen komen. De ster van het nummer is echter fluitist Frol, die met zijn uitgebreide scala aan blaasinstrumenten een breed spectrum aan klankkleuren weet op te roepen en zo de compositie voorziet van flink wat diepgang. Samen met multi-instrumentalist en bandleider Boris Bardash is hij grotendeels verantwoordelijk voor het succes van de muziek op “Petroglyphs”.
Hoewel Ole Lukkøye al meer dan twintig jaar blijkt te bestaan en al die tijd behoorlijk productief is geweest, heb ik de band pas met “Petroglyphs” leren kennen. Deze kennismaking is echter uitstekend bevallen, en met het internet tot zijn beschikking hoeft de nieuwsgierige mens anno 2011 – in tegenstelling tot mijn oudoom bij zijn speurtochten naar petrogliefen – zich niet langer letterlijk dagenlang een weg door de rimboe te banen om zich verder te kunnen verdiepen in zijn studieobject – gelukkig maar. Ole Lukkøye verdient namelijk zonder meer de aandacht, en wellicht zijn de andere cd’s van de band net zo interessant als “Petroglyphs”.
Christopher Cusack
ProgWereld (Nederland), Maart 2011